Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar Elisa zeide tot den koning van Israel: [15]Wat heb ik met u te doen? Ga heen tot de [16]profeten uws vaders, en tot de profeten uwer moeder. Doch de koning van Israel zeide tot hem: [17]Neen, [18]want de HEERE heeft deze drie koningen geroepen, om die in der Moabieten hand te geven. 15. Hebreeuws, wat mij en u is? alzo 2 Sam.16:10; Mark.1:24; Luk.4:34; Joh.2:4. 16. Versta, tot de overige profeten Baals, van het afgodische woud, en den kalveren Jerobeams. Van zodanigen zie 1 Kon.18:19. 17. Dat is, roer die dingen niet aan, of rep daar niet van. 18. Hij wil zeggen dat de reden, om welke zij zijn raad verzochten, zeer gewichtig was, zijnde door den tegenwoordigen nood niet alleen zijn leven, maar ook der twee andere koningen in het uiterste gevaar gebracht.